Doodsoorzaak

laatste update: september 2021

In het algemeen zullen paren na het meemaken van perinatale sterfte een follow-up gesprek gehad hebben bij een gynaecoloog. De ouders worden dan geïnformeerd over de meest waarschijnlijke doodsoorzaak, de kans op herhaling en hoe herhaling eventueel te voorkomen is. Ook komt tijdens het follow-up gesprek vaak de prognose van een eventuele volgende zwangerschap aan de orde, mede afhankelijk van de bevindingen van nader verrichte diagnostiek bij de vrouw, de foetus en zo mogelijk haar partner en kunnen al algemene preconceptieadviezen gegeven worden (NVOG, 2014).

Tijdens het preconceptieconsult dient nagegaan te worden of ouders op de hoogte zijn van de oorzaak van de perinatale sterfte. De kans op herhaling en hoe deze herhaling te voorkomen, is afhankelijk van de oorzaak en de leefstijl van de vrouw. De belangrijkste risicofactoren voor perinatale sterfte zijn vroeggeboorte, foetale groeirestrictie, aangeboren afwijkingen en een lage Apgarscore (NHG, 2011). Ook leefstijlfactoren, zoals roken en alcoholgebruik verhogen het risico op perinatale sterfte. Daarnaast lijkt (niet onderkende) zwangerschapsdiabetes een belangrijke oorzaak van intra-uteriene vruchtdood (IUVD). Vrouwen met een IUVD in de voorgeschiedenis dienen in een volgende zwangerschap gescreend te worden op zwangerschapsdiabetes (NVOG, 2014). Algemene preconceptieadviezen zijn van belang, onder andere stoppen met roken, alcohol- en drugsgebruik. Vrouwen dient geadviseerd te worden voorafgaand aan een volgende zwangerschap zeker niet aan te komen wanneer ze overgewicht hebben (BMI>25 kg/m2) (NVOG, 2014). In het algemeen geldt dat wanneer de tijd tussen twee zwangerschappen korter dan zes maanden is, de kans op medische problemen in een volgende zwangerschap verhoogd is (NVOG, 2014).

Afhankelijk van de bevindingen over de oorzaak van de perinatale sterfte, kan op indicatie trombofilie-onderzoek bij de vrouw worden aangeboden. Bij verdenking op chromosomale/syndromale afwijkingen of dysmorfe kenmerken, is een verwijzing naar een klinisch geneticus geïndiceerd.