Parvo

laatste update: september 2021

Infectie met parvovirus tijdens de zwangerschap vormt een risico voor het ongeboren kind. In het eerste trimester kan een infectie leiden tot een miskraam. In het tweede trimester (tot en met 20 weken) kan infectie leiden tot ernstige anemie en een daaropvolgende hydropsfoetalis, die in ernstige gevallen aanleiding kan geven tot intra-uteriene vruchtdood (LCI, 2014a). Bij ongeveer 9% van de zwangeren die een parvo-infectie doormaakt, leidt dit tot een miskraam of intra-uteriene vruchtdood. Bij infectie na de twintigste week van de zwangerschap is er geen verhoogd risico meer. Kinderen die levend ter wereld komen lijken geen hoger risico op congenitale afwijkingen te hebben, maar hebben wel meer kans op een anemie (LCI, 2014a). 

Preconceptioneel kunnen vrouwen die werkzaam zijn in de gezondheidszorg of vrouwen die (beroepsmatig) in contact komen met kleine kinderen getest worden op antistoffen tegen parvovirus B19 (NHG, 2011; NVAB, 2007). Bij een negatieve serologie wordt aanbevolen de werkplek te mijden in het geval van een uitbraak. Seropositieve vrouwen kunnen worden gerustgesteld en hoeven hun werkplek niet te vermijden (NHG, 2011).