Risicofactoren VTE in de zwangerschap

laatste update: september 2021
  • Eenmalige trombo-embolie
    Een eerder doorgemaakte VTE geeft een kans van 6% op VTE in een zwangerschap indien er geen profylactische behandeling plaatsvindt. De kans is hoger bij vrouwen bij wie de VTE optrad zonder aanwijsbare uitlokkende factor (zoals operatie of strikte immobiliteit) of als de VTE was ontstaan op basis van hormonale invloeden.
     
  • Erfelijke trombofilie
    raagsters van erfelijke trombofilie hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van een VTE tijdens de zwangerschap en in het kraambed ook wanneer zij nog niet eerder een VTE doormaakten. Vrouwen met een homozygote factor V Leiden mutatie of homozygote protrombine 20210A mutatie én een positieve familieanamnese voor VTE hebben het hoogste risico op het ontwikkelen van een VTE in de zwangerschap en de kraamperiode. De relatieve risico’s en de absolute risico’s van VTE gerelateerd aan zwangerschap en kraambed worden uitgebreid weergegeven in de richtlijnmodule Preventie van veneuze trombo-embolie in de verloskunde.
  • Eerstegraads familielid
    Vrouwen met tenminste één eerstegraads familielid met doorgemaakte VTE hebben een 3,7 tot 8,5 maal hoger risico dan vrouwen zonder deze belaste familiegeschiedenis (NIV en NVOG, 2016).

Overige risicofactoren voor VTE zijn een voorgeschiedenis van oppervlakkige tromboflebitis en obesitas. Vanaf een body mass index (BMI) van meer dan 29 kg/m2 hebben vrouwen (niet specifiek zwangere vrouwen) een twee- tot driemaal hogere kans op VTE (NIV en NVOG, 2016).  Het is onbekend of er een interactie bestaat tussen obesitas en zwangerschap en het risico op VTE, of dat de risicostijgingen door obesitas en zwangerschap additief zijn.