Behandeling VTE

laatste update: september 2021

Indien er een indicatie bestaat voor het levenslang gebruik van antistolling in verband met recidiverende VTE wordt preconceptioneel met deze vrouwen besproken wat de risico’s zijn van het gebruik van de medicatie. Er is onvoldoende ervaring met directe orale anticoagulantia (DOAC’s) in de zwangerschap. Vrouwen met een zwangerschapswens die een DOAC gebruiken, dienen over te stappen naar een cumarinederivaat (orale vitamine-K-antagonisten), bij voorkeur acenocoumarol.

Acenocoumarol heeft een kortere halfwaardetijd dan andere cumarinederivaten zoals fenprocoumon (NIV & NVOG, 2016). Cumarinederivaten hebben geen teratogeen effect tijdens de eerste zes weken van de zwangerschap (gerekend vanaf de eerste dag vanaf de laatste menstruatie). Na afloop van deze periode bestaat over de veiligheid van cumarinederivaten enige onzekerheid (NIV & NVOG, 2016; TIS). Bij een daadwerkelijke zwangerschap (positieve zwangerschapstest) dient de vrouw daarom over te stappen op een laagmoleculair gewicht heparine (LMHW) (NIV & NVOG, 2016). LMHW passeert de placenta niet en wordt daardoor veilig geacht in de zwangerschap. Bij overzetting van orale anticoagulantia naar LMWH voorafgaand aan de zesde zwangerschapsweek wordt geen verhoogd risico op aangeboren afwijkingen gevonden (NIV & NVOG, 2016; TIS). Vrouwen die een cumarinederivaat gebruiken wordt geadviseerd om zo spoedig mogelijk een zwangerschapstest te doen na een gemiste menstruatie zodat de medicatie tijdig kan worden omgezet in LMHW. Dit traject vergt uitleg in de preconceptieperiode.

De richtlijnmodule Preventie van veneuze trombo-embolie in de verloskunde is explicieter in de indicatiestelling voor profylaxe in de zwangerschap en in de postpartum periode, namelijk voor:

  1. Vrouwen waarbij de VTE optrad zonder aanwijsbare uitlokkende factor (dus geen sprake van immobilisatie of een operatie) dan wel als deze op basis van hormonale invloeden was opgetreden (OAC-gebruik, zwangerschap of kraamperiode).
  2. Vrouwen met een hoog risico op basis van multipele episodes van VTE zonder risicofactoren of persisterende risicofactoren.
  3. Vrouwen met een homozygote factor V Leiden mutatie of homozygote protrombine 20210A mutatie én een positieve familieanamnese voor VTE (tenminste één eerstegraads familielid met VTE).