Schildklierfunctiestoornissen en zwangerschap

laatste update: september 2021

In tot wel 5% van alle zwangerschappen speelt een schildklierfunctiestoornis een rol. Een slecht ingestelde hypo- of hyperthyreoïdie kan zwangerschapscomplicaties tot gevolg hebben. In de zwangerschap stijgt de behoefte aan schildklierhormoon met gemiddeld 25 tot 30%. De toegenomen behoefte aan schildklierhormoon start vanaf ongeveer vijf weken zwangerschapsduur en stabiliseert bij een zwangerschapsduur van 16 tot 20 weken (NHG, 2011).

Bij hyperthyroïdie is het preconceptioneel optimaliseren van de behandeling van belang om complicaties te voorkomen. Bij hypothyroïdie is het van belang de vrouw met kinderwens voor te bereiden op de verwachte toegenomen behoefte aan schildklierhormoon.

Hypothyreodie
Onbehandelde hypothyreoïdie is geassocieerd met anovulatie en een verhoogd risico op miskramen. Daarnaast worden later in de zwangerschap complicaties gezien waaronder hypertensie en pre-eclampsie, placentaloslating, anemie, foetale sterfte, vroeggeboorte, laag geboortegewicht, foetale mortaliteit en bloedingen postpartum. Maternale hypothyreoïdie, met name in het eerste trimester, is geassocieerd met lagere neonatale psychomotore en neurocognitieve ontwikkelingsscores van het kind (NHG, 2011; NHG, 2013; NVOG, 2010; NIV, 2012). De schildklierwaarden worden door de huisarts gecontroleerd indien er geen TSH-receptorantistoffen zijn gevonden (NHG, 2011; NHG, 2013). De huisarts verwijst naar de gynaecoloog indien er TSH-receptorantistoffen (TBII) aanwezig zijn. De huisarts verwijst naar de internist bij aanhoudend slecht ingestelde hypothyreoïdie (herhaaldelijk TSH >4 mU/L ondanks aanpassingen medicatie) die onvoldoende reageert op de ingezette therapie (VIL, 2014).

Subklinische hypothyreoïdie
Subklinische hypothyreoïdie tijdens de zwangerschap is geassocieerd met een verhoogd risico op pre-eclampsie, placentaloslating, vroeggeboorte en perinatale mortaliteit (NHG, 2013; NIV, 2012; NVOG, 2010). Daarnaast is er mogelijk een verband tussen subklinische hypothyreoïdie en neurocognitieve gebreken bij het kind (NHG, 2013; NIV, 2012).

Hyperthyreoïdie
Onbehandelde hyperthyreoïdie is gerelateerd aan een verhoogd risico op pre-eclampsie, placentaloslating, hartfalen en thyreotoxische crisis. Bij het kind kan intra-uteriene groeibeperking, vroeggeboorte, foetale sterfte en laag geboortegewicht voorkomen (NHG, 2011; NHG, 2013; NIV, 2012; NVOG, 2010).
De behandeling van hyperthyroïdie ligt meestal bij de internist, maar kan ook verzorgd worden door de huisarts. Bij kinderwens kan het nodig zijn de medicatie aan te passen en daarom wordt een preconceptioneel consult bij de internist geadviseerd. De begeleiding van een mogelijke zwangerschap  zal in de tweede lijn plaatsvinden (VIL, 2003). Na het bereiken van euthyreoïdie (gezonde schildklierhormoonhuishouding) met geneesmiddelen, radioactief jodium of operatie, kunnen bij de ziekte van Graves TSH-receptor antistoffen aanwezig blijven. Deze kunnen de placenta passeren en foetale en neonatale hyperthyreoïdie veroorzaken. Foetale hyperthyreoïdie wordt in 1 tot 5% van de zwangerschappen bij vrouwen met de ziekte van Graves gezien. Dit kan leiden tot groeivertraging en foetale tachycardie (>160/min) met als gevolg (foetaal) hartfalen. Er kan ook sprake zijn van een vergrote schildklier van de foetus. In ongeveer 20% van de gevallen van foetale hyperthyreoïdie treedt intra-uteriene sterfte op. In het geval van de aanwezigheid van TSH-receptor antistoffen kan bij de neonaat zowel hypo- als hyperthyreoïdie optreden (NVOG, 2010).